Categoriearchief: Geen categorie
DGA en BV
Lening aan BV
Een lening die een dga verstrekt aan zijn BV valt onder de terbeschikkingstelling regeling. De door de BV betaalde rente is bij de BV aftrekbaar van de winst en bij de dga progressief belast. Ook eventuele waardeveranderingen van de vordering zijn van fiscaal belang. Wanneer de BV niet meer aan haar rente- en aflossingsverplichtingen kan voldoen, kan de dga de vordering ten laste van zijn inkomen afwaarderen. Dat kan niet wanneer de lening onzakelijk is. Dat is het geval als de dga een debiteurenrisico loopt dat een onafhankelijke derde niet zou hebben geaccepteerd. Probleem is dat de dga meer dan wie ook betrokken is bij het reilen en zeilen van de BV. Hij zal dus eerder geneigd zijn om geld te lenen aan zijn BV of zich borg te stellen voor leningen van de bank dan een willekeurige derde, in het licht van het voortbestaan van de onderneming.
Factoren die de zakelijkheid van een lening beïnvloeden zijn de hoogte van de lening in verhouding tot het eigen vermogen, de looptijd, de aflossingsverplichtingen, het rentepercentage, een achterstelling bij andere schulden en de verstrekte zekerheden.
Let op ! Het fenomeen onzakelijke lening kan zich ook voordoen tussen gelieerde vennootschappen, zoals bij een lening van moeder- aan dochtermaatschappij of zustermaatschappijen.
Tip ! Denk eraan dat u zakelijk handelt als u geldt uitleent aan uw BV. Stel een goede leningovereenkomst op en hanteer een zakelijke rente en zakelijke aflossingsvoorwaarden. Vergeet niet om zekerheden te vragen. Pas zo nodig de lening overeenkomst aan.
Let op ! Ook bij borgstelling voor schulden van de BV is het van belang dat u zakelijk handelt.
Let op ! De vastgelegde afspraken moeten uiteraard worden nagekomen. Als de BV niet voldoet aan de aflossing of renteverplichtingen, komt de lening in een ander daglicht te staan.
Arbeidsbeloning
De gebruikelijke loonregeling is van toepassing op een werknemer met een zeker aandelenbelang in de BV waarvoor hij werkt. In de regel gaat het om de directeur-grootaandeelhouder (dga) en zijn partner. Sinds 1 januari 2015 moet het loon van een dga ten minste gelijk zijn aan het hoogste van de volgende bedragen:
75% van het loon uit de meest vergelijkbare dienstbetrekking; het hoogste loon van de overige werknemers van de BV; € 44.000,-
De BV heeft de mogelijkheid om een lager loon aannemelijk te maken dan het op grond van de hoofdregel vastgestelde bedrag. Zolang het loon niet lager wordt dan € 44.000,- mag rekening worden gehouden met een afwijking ten opzichte van het loon uit de meest vergelijkbare dienstbetrekking van 25%.
Let op ! de gebruikelijke loonregeling is van toepassing voor iedere BV waarin de dga een aanmerkelijk belang heeft en waarvoor hij werkzaamheden verricht.
Tip ! de gebruikelijke loonregeling hoeft niet te worden toegepast als de werkzaamheden van de dga zo beperkt zijn dat een gebruikelijke beloning daarvoor niet hoger is dan € 5.000,- per jaar.
Dividend uitkeren
Denk eens aan het uitkeren van dividend door de BV in plaats van het betalen van een hoger salaris. Dat kan voordeliger uitpakken. Voorwaarde is dat de BV voldoende vrij uitkeerbare reserves heeft. Het maximale tarief van de inkomsten belasting bedraagt 52%. Van iedere extra euro loon blijft netto 48 cent over. Winst van de BV is belast met 20% (boven € 200.000,- winst is het tarief 25%) vennootschapsbelasting. Van de resterende 80% gaat 25% af als de BV die uitkeert als dividend aan de dga. Van iedere euro winst voor belasting blijft na uitkering als dividend 60 cent over!
Let op ! Op grond van het BV-recht moet eerst worden vastgelegd dat de BV na de dividenduitkering aan haar verplichtingen kan voldoen.
Tip ! Overweeg om in de BV dividend uit te laten keren in plaats van tantième. Afhankelijk van uw vermogen in box 3 kan het uitstel van dividenduitkering tot na 1 januari voordelig zijn omdat u dan belasting in box 3 kunt besparen.
Investeren !!! Voor of na 31/12/15 ??
Investeringsaftrek
Dit jaar nog investeren??? Er bestaan diverse regelingen om investeringen in bedrijfsmiddelen te stimuleren. Het gaat om een algemene regeling, namelijk de kleinschaligheids- investeringsaftrek (KIA) en twee bijzondere regelingen, de energie- investeringsaftrek (EIA) en de milieu- investeringsaftrek (MIA).
Recht op KIA hebben ondernemers voor investeringen in bedrijfsmiddelen tussen € 2300,- en € 309.693,-. Er geldt een minimuminvesteringsbedrag per bedrijfsmiddel van € 450,-. U krijgt geen KIA over investeringen in woonhuizen, zaken die zijn bestemd voor de verhuur, personenauto’s, goodwill, concessies en vergunningen.
Tip ! U kunt de KIA optimaliseren door bepaalde investeringen uit te stellen tot na de jaarwisseling of juist naar voren te halen.
Bij vervreemding van bedrijfsmiddelen waarvoor u KIA hebt gehad binnen vijf jaar na het kalenderjaar van aanschaf, vindt een correctie op de eerdere aftrek plaats door een desinvesteringsbijtelling.
Tip ! Het kan zinvol zijn de verkoop uit te stellen tot na de jaarwisseling.
Recht op EIA is er bij investeringen in bepaalde energiebesparende bedrijfsmiddelen. De EIA bedraagt 41,5 % van het investeringsbedrag. Het maximale investeringsbedrag waarover aftrek wordt verleend bedraagt € 119 miljoen.
MIA geldt voor investeringen in bedrijfsmiddelden die zijn opgenomen in de MIA/Vamillijst. Deze lijst wordt ieder jaar gewijzigd. Wilt u zeker zijn dat u met uw investering in aanmerking komt voor MIA dan moet u nog dit jaar investeren. De hoogte van de MIA is afhankelijk van de categorie waarin het bedrijfsmiddel is ingedeeld. Voor categorie I is de aftrek 36%, voor categorie II 27% en voor categorie III 13,5%. Elektrische auto’s komen tot een investeringsbedrag van € 50.000,- in aanmeriking voor MIA. Een volledig elektrische auto (0% CO2- uitstoot) valt in categorie I, een plug-in hybride valt afhankelijk van de uitstoot in categorie II of III. De vervroegde afschrijving voor de milieu-investeringen (Vamil) is niet van toepassing op personenauto’s.
Tip ! Wie voordelig wil rijden in een auto van de zaak koopt een elektrische auto of een plug-in hybride.
Voor EIA en MIA geldt een minimum investeringsbedrag per bedrijfsmiddel van € 2500,-.
Let op ! U moet uw aanvragen voor EIA, MIA en Vamil binnen drie maanden na het aangaan van investeringsverplichtingen hebben ingediend bij de rijksdienst voor ondernemend Nederland.
Herinvesteringsreserve
Belastingheffing over de boekwinst bij de verkoop van een bedrijfsmiddel kunt u uitstellen door de vorming van een herinvesteringsreserve. Zorg ervoor dat u deze reserve tijdig benut voor nieuwe investeringen. Doet u dat niet uiterlijk aan het einde van het derde jaar na het jaar van de verkoop, dan moet u alsnog ineens belasting over de boekwinst betalen. Gedurende de termijn van drie jaren moet er een concreet herinvesteringsvoornemen bestaan. Onder bijzondere omstandigheden kan de termijn van drie jaar worden verlengd, aan het voornemen tot herinvestering is gegeven. U moet dat wel kunnen bewijzen!
Tip ! Leg uw herinvesteringsvoornemen nog voor de jaarwisseling vast.
Omzetbelasting
BTW (omzetbelasting)
Suppletie-aangifte
Ondernemers, die hun btw-aangifte over 2015 willen corrigeren of die een balanspost btw van 2015 willen aangeven, kunnen berekening van rente voorkomen door dit vóór 1 april 2016 te doen. Voor een suppletieaangifte dient bij voorkeur gebruik gemaakt te worden van het daarvoor bestemde formulier dat op de website van de Belastingdienst te vinden is. Er volgt dan een teruggaaf beschikking of een naheffingsaanslag. Bedragen van minder dan € 1000,- kunnen in de eerstvolgende aangifte verwerkt worden. In die gevallen volgt geen teruggaafbeschikking of naheffingsaanslag voor de correctie of suppletie.
Let op ! Denk aan de afdracht van btw over privégebruik etc. bij de aangifte over het laatste kwartaal.
Herziening aftrek voorbelasting
Als u in het verleden bedrijfsmiddelen heeft aangeschaft en de btw daarop geheel of gedeeltelijk in aftrek heeft gebracht, moet deze aftrek worden herzien als de mate van gebruik voor belaste prestaties verandert. Voor onroerende zaken is de herzienings termijn 10 jaar, voor andere zaken 5 jaar. Bent u de zaak in 2015 meer gaan gebruiken voor vrijgestelde prestaties, dan moet u de herzienings-btw verwerken in de laatste aangifte van dit jaar. Heeft u gelet op het gebruik in 2015 in het verleden te weining btw in aftrek gebracht, dan heeft u recht op teruggaaf van herzienings-btw. Ook deze teruggaaf verwerkt u in de laatste aangifte van het jaar.
Teruggave btw voor dubieuze debiteuren
Als u debiteuren heeft die niet meer zullen betalen, kunt u bij de inspecteur een verzoek indienen voor teruggave van de met betrekking tot die debiteuren door u afgedragen btw.
Betaal tankbeurten niet contant
Tankt u met de auto van de zaak, betaal dan met uw zakelijke tankpas, bankpas of creditcard. Bij contante betaling ontbreekt bewijs van wie de betaling heeft gedaan. De Kassabon is geen factuur en daarom onvoldoende om recht te hebben op aftrek van btw.
Tip ! Betaal uw tankbeurten met uw zakelijke pinpas of regel een tankpas.
Vrijstelling erfbelasting voor kleinkinderen benutten?
Boven de standaardvrijstelling van € 20.047,- betalen uw kinderen 10 tot 20 % erfbelasting. Welke erfbelastingvoordelen benut u al u regelt dat uw kleinkinderen direct een deel van uw nalatenschap krijgen? Hoe werkt dat?
Aan kleinkinderen vermaken
Via testament. Als alles direct naar uw kinderen vererft, moet er over het vermogen (boven de standaardvrijstelling van € 20.047,-) 10 tot 20 % erfbelasting worden betaald. Over verkrijgingen tot € 121.296,- moet 10 % erfbelasting betaald worden e over alles boven de € 121.296,- 20 %. Uw kleinkind heeft een vrijstelling voor erfbelasting van € 20.047,-. Door in uw testament ook een bedrag aan de kleinkinderen te vermaken (legateren), bereikt u dat over het rechtstreeks aan het kleinkind vermaakte bedrag geen erfbelasting hoeft te worden betaald. Iets toekennen aan uw kleinkinderen om gunstig gebruik te maken van de vrijtstelling van erfbelasting voor uw kleinkinderen, kan op veel manieren. Leest u verder!
Ten laste van erfdeel kind. U kunt bepalen dat het aan ieder van de kleinkinderen vermaakte bedrag ten laste komt van het erfdeel van het eigen kind. Ieder kind moet dan van zijn eigen erfdeel een bedrag ‘afstaan’ aan ieder van zijn eigen kinderen (uw kleinkinderen) ter grootte van de vrijstelling (2015: € 20.047,-). Hiermee wordt bereikt dat uiteindelijk in ‘gezinsverband’ iedereen hetzelfde krijgt en degene met geen of minder kinderen dus niet minder krijgt dan de anderen.
Tot een maximum. Ook kunt u bepalen dat er alleen een bedrag toekomt aan de kleinkinderen, voor zover het totaal aan de kleinkinderen uit te keren bedrag straks niet groter is dan een bepaald maximumgedeelte van de nalatenschap. Dit om ervoor te zorgen dat er geen bedrag gereserveerd hoeft te worden dat bestemd is voor de kleinkinderen en er tijdens leven gewoon schenkingen aan de kinderen en kleinkinderen gedaan kunnen worden, zolang de ouders dat willen.
Ik-opa/oma-clausule
Pas onder voorwaarde opeisbaar. U kunt zelfs bepalen dat een bedrag wordt toegekend aan de kleinkinderen, dat pas door de kleinkinderen kan worden opgeëist als hun eigen ouders (uw kind en de andere ouder) zijn overleden. Uw kleinkind krijgt dan bij uw overlijden feitelijk nog niets in handen. Door een ‘ik-opa/oma-clausule’ vererft een deel van het vermogen rechtstreeks van grootouders naar kleinkinderen.
‘Generation skipping’. Via deze route wordt dubbele vererving en dubbele betaling van erfbelasting voorkomen. Dit is ‘generation skipping’. Ander zou het vermogen eerst naar het kind gaan en na zijn overlijden bij de kleinkinderen terechtkomen, waardoor over hetzelfde vermogen tweemaal erfbelasting is verschuldigd.
Varianten. De ik-opa/oma-clausule zelf kent ook meerdere varianten. Zo kan er alleen gebruik worden gemaakt van het vrijgestelde bedrag voor kleinkinderen, maar ook van de eerste tariefschijf voor kleinkinderen (18%). Bij de waardebepaling van het aan uw kleinkind toekomende bedrag wordt fiscaal rekening gehouden met het feit dat de ouders (uw kind en de andere ouder) het genot hebben van dit bedrag tot hun overlijden.
Belastingvrij. Zo worden uw kleinkinderen fiscaalvriendelijk door u toebedeeld. Het deel van het vermogen waar uw kinderen anders 10 tot 20 % erfbelasting over zouden moeten betalen, gaat belastingvrij naar uw kleinkinderen. En omdat zij bij de ik-opa/oma-clausule het bedrag pas kunnen opeisen bij overlijden van de langstlevende ouder (uw kind of de andere ouder), merken uw kinderen er weinig van.
Door een generatie over te slaan of er via uw testament een volgende generatie bij te betrekken, benut u de erfbelastingvrijstelling van € 20.047,- niet alleen per kind, maar ook nogmaals per kleinkind.
Bron: Tips & Advies
Fiscaliteit rondom het Kerstpakket
Veel werkgevers geven hun werknemers ieder jaar een kerstpakket. Vaak wordt er ook een kerstborrel georganiseerd. Hoe pakt dit in 2015 fiscaal uit?
Werkkostenregeling. Zoals bekend, bent u vanaf 1 januari 2015 verplicht om de werkkostenregeling (WKR) toe te passen. Volgens de WKR mag u in 2015 1,2 % van de fiscale loonsom naar eigen inzicht besteden aan vergoedingen en verstrekkingen aan uw personeel. Is deze vrije ruimte volledig benut, dan betaalt u over het meerdere 80 % eindheffing.
Vrije ruimte. Als u nog over voldoende vrije ruimte beschikt, kunt u de kerstpakketten daarin onderbrengen. Let op. U moet vooraf aangeven op welke wijze de kerstpakketten worden behandeld. Het is dan ook zaak om in kaart te brengen hoeveel vrije ruimte u nog heeft voor 2015.
Stappenplan. Om uw beschikbare vrije ruimte te berekenen, kunt u dit stappenplan volgen:
- Vraag de fiscale loonsom van 2015 op bij uw salarisadministrateur. De vrije ruimte voor 2015 bedraagt 1,2 % van de fiscale loonsom;
- Tel alle vergoedingen en verstrekkingen die u als eindheffingsloon heeft aangewezen (of nog in 2015 wilt aanwijzen), exclusief de kerstpakketten , bij elkaar op. Hierbij kunt u denken aan een personeelsfeest, de kerstborrel, niet-zakelijke maaltijden, fietsen van de zaak, parkeerkosten, e.d;
- Is het totaal van deze vergoedingen en vertstrekkingen meer dan uw vrije ruimte? Dan betaalt u over het verschil 80% belasting;
- Is het totaal minder? Dan zijn de kerstpakketten (deels) belastingvrij.
Voorbeeld. Stel dat u 10 werknemers heeft en dat uit de berekening blijkt dat u nog € 500,- aan vrije ruimte over heeft. Als u dan kiest voor een kerstpakket van € 50,- (inclusief btw), is dit belastingvrij. Is het kerstpakket duurder , dan betaalt u over het meerdere 80 % eindheffing.
Uitzendkrachten. Veel werkgevers geven ook hun uitzendkrachten een kerstpakket. Uitzendkrachten zijn niet bij u in dienst. U kunt deze kerstpakketten dus niet onderbrengen in de vrije ruimte. U kunt hiervoor de eindheffingsregeling voor niet-werknemers toepassen.
Als u voor 2015 volgens de WKR nog vrije ruimte over heeft, kunt u de kerstpakketten (deels) belastingvrij verstrekken. Over het meerdere betaalt u 80 % eindheffing.
Bron: Tips & Advies
Mkb’ers schatten waarde eigen onderneming niet goed
Uit onderzoek van fusiebemiddelaar Marktlink blijkt dat veel mkb-ondernemers te optimistisch zijn over de waarde van hun eigen bedrijf.
De eigenaren gaan ervan uit dat hun bedrijf negen keer de jaarwinst oplevert als zij de onderneming verkopen, maar dit blijkt in de praktijk slechts vier tot zes keer de jaarwinst te zijn. Bijna de helft van de ondernemers overweegt te verkopen als er een goed bod gedaan wordt. Toch zijn zij huiverig om hun zaak te koop te zetten, omdat ze vrezen dat te koop staan negatieve associaties oproept over het bedrijf. Worden ze benaderd uit naam van een mogelijke koper, dan zijn ze vaak wel bereid om te onderhandelen over verkoop.
Verkopen is niet voor alle ondernemers even makkelijk, blijkt uit de enquête. Bijna 60 procent van de ondernemers zegt mentaal niet klaar te zijn voor een mogelijke verkoop. Het verkoopproces en afstand doen van het bedrijf vinden ze moeilijk. Ook de toekomst van het personeel is een heet hangijzer. Bijna negen op de tien ondernemers willen alleen verkopen als er goed gezorgd wordt voor de medewerkers.
Voorbereiding op pensioen noodzakelijk
Meer dan de helft van de Nederlanders (60%) weet niet of hij na zijn pensionering genoeg inkomen heeft om alle uitgaven te betalen. Dit blijkt uit het onderzoek ‘De Nederlanders en hun pensioen’ van het Nationaal Instituut voor Budgetvoorlichting (Nibud).
Vier op de tien Nederlanders hebben wel een goed beeld van hoe de financiën er na pensionering uit zien. 20% van de Nederlanders heeft totaal geen interesse in zijn financiën na pensionering. En 40% is nog van plan om de financiën voor later op een rij te zetten.
Consumenten worden meer zelf verantwoordelijk voor hun financiële situatie na pensionering. De overheid treedt terug, het aantal zelfstandigen neemt toe en het pensioenstelsel verandert. Gezien deze maatschappelijke ontwikkelingen is het volgens het Nibud noodzakelijk dat meer dan 40% van de Nederlanders zich financieel voorbereidt op zijn pensioen. Het instituut heeft daarom onderzocht wie dat doet en hoe dat gebeurt.
Wat opvalt in het Nibud-onderzoek is dat als ‘de omstandigheden’ goed zijn mensen met hun pensioen aan de slag gaan. Er moet daarom nog meer aandacht komen voor het in balans brengen van inkomsten en uitgaven. Pas als mensen goed kunnen rondkomen hebben ze de ruimte om ook na te denken over hun financiën voor de lange termijn.
Zelfstandige verdient gemiddeld 38 duizend euro.
Het persoonlijk inkomen van zelfstandigen was in 2014 gemiddeld 38 duizend euro per jaar. Zelfstandigen zonder personeel (zzp’ers) zaten daar net onder met 34 duizend euro. Dat heeft CBS bekendgemaakt.
Zelfstandigen met personeel (zmp’ers) verdienden gemiddeld 51 duizend euro. De topverdieners onder zelfstandigen zijn de directeur-grootaan
deelhouders (dga’s) met 67 duizend euro. Niet alleen het gemiddeld persoonlijk inkomen van dga’s was het hoogst, maar ook het gestandaardiseerd huishoudinkomen. Daarin wordt het persoonlijk inkomen van de partner meegenomen. Meewerkende gezinsleden en overige zelfstandigen hebben veelal een laag persoonlijk inkomen. Zij kunnen dit deels compenseren met het inkomen van de partner.